Hendrik van der Geld werd geboren te Elshout op 9 november 1838. Zijn ouders waren Adriaan van der Geld (of Geldt), landbouwer-winkelier te Oudheusden, en Johanna van Leiden. In 1877 huwde Hendrik te Eindhoven de fabrikantsdochter Maria Catharina Josephina Marto. Hun zoon Adrianus Maria werd op 4 april 1878 geboren in 's-Hertogenbosch. Hendrik van der Geld overleed te 's-Hertogenbosch op 8 november 1914. Het talent van de jonge Hendrik, die afkomstig was uit een boerengezin werd ontdekt door de huisdokter. In 1855 diende Hendrik van der Geld als 17-jarige een overigens onvoldragen plan in voor de prijsvraag ten behoeve van de restauratie van de Bossche Sint-Janskathedraal. In 1860 ging hij in de leer bij het atelier Goossens in Den Bosch, waarnaast hij drie jaar lang de 'school voor beeldende kunsten' bezocht. Tussen 1863 en 1870 volgde hij in Antwerpen het onderwijs aan de academie, waar onder meer de beeldhouwer F. de Vriendt zijn leermeester was. Voor het behalen van de eerste prijs werd hij in 1865 op het raadhuis te Elshout gehuldigd. Vanaf 1870 werkte de jonge beeldhouwer onder meer aan de Sint-Janskathedraal. In 1872 begon hij een eigen werkplaats, in navolging van de oudere ateliers van Goossens en Veneman. Voor een jong en talentvol ambachtsman was er voldoende werk aan de inrichting van de kathedraal en de vele tientallen neogotische kerken in het Bossche diocees en het aangrenzende Duitse Rijnland. In 1874 vervaardigde hij het altaar voor de Sacramentskapel in de kathedraal, die in zijn leven een belangrijke rol bleef spelen. Hij restaureerde er ook tussen 1877 en 1881 de koorbanken en later de preekstoel en het Heeswijkse altaar, plaatste 72 beelden tegen de kolommen, maakte portaalsculptuur en vervaardigde tussen 1872 en 1910 de belangrijke reeks altaren in de transkapellen. Ook wijzigde hij het hoogaltaar. Tussen 1891 en 1909 werkte hij in eigen beheer aan een belangrijk altaarretabel in 'Vlaamse stijl' dat bedoeld zou zijn als hoogaltaar voor de Sint-Jan. Dit werk, in 1913 op de Gentse wereldtentoonstelling bekroond, zou evenwel niet geplaatst worden en bevindt zich thans te Cuyk. In
| 55 |
1880 deed hij mee aan de prijsvraag voor de sculptuur aan het Amsterdamse Rijksmuseum, waarvoor zijn werk door P.J.H. Cuypers echter als te kerkelijk werd afgewezen. In 1877 betrok hij, teken van welvaart, een nieuwe woning annex atelier aan de Oude Dieze. Dit pand toont in de gematigde neogotische vormentaal het karakter van een kunstenaarshuis, met reliëfs van architectuur, beeldhouw- en schilderkunst en boven de entree het devies 'Arbeyd sere voert tot eere'. Het werk van het atelier bevindt zich hoofdzakelijk in het Bossche diocees en in kerken te Kleef en Keeken. Een groot altaar in Düsseldorf is in de Tweede Wereldoorlog verwoest. Belangrijke ensembles, veelal bestaande uit hoogaltaar, zijaltaren, preekstoel en kruiswegstaties, treffen we aan in de kerken te Best, Elshout, Goirle, Gemert, Weurt, Beuningen, Berghem, Lith, Lithoyen, Oss, Zeeland, Boxtel (H. Hartkerk), Helvoirt, Herpen, Tilburg (St.-Jozefkerk), Wanroy en Ravenstein. De Bossche Sint-Jacob bezit een belangrijke reeks kruiswegstaties van Van der Geld. Daarnaast werden talloze beelden en kruiswegen geproduceerd die leverbaar waren in gips, carton-pierre, zacht hout en eikehout, ongepolychromeerd of rijk beschilderd.
Adriaan zette na 1914, tot zijn dood in 1938 de werkplaats voort, de laatste jaren in nauwe samenwerking met het atelier Van Bokhoven. Het aanzien van het atelier nam langzaam af. Het was niet meer gevestigd aan de Oude Dieze maar tegenover de luipoort van de Sint-Jan. Adriaan ging haast letterlijk de boer op en liet de verworven opdrachten onder de naam H. van der Geld uitvoeren door Van Bokhoven. Zo kwamen onder meer werken tot stand voor Zeeland en Cuyk.
Te zamen met het Utrechtse atelier Mengelberg neemt Van der Geld binnen de negentiende-eeuwse atelierproduktie een belangrijke plaats in. Hij heeft invloeden ondergaan van de Antwerpse neogotiek, de Vlaamse baroksculptuur en de laatgotische sculptuur in Kalkar en Xanten. De meeste werken zijn uitgevoerd in gotische trant, hoewel afhankelijk van de stijl van het kerkgebouw ook neoromaans of neobarok werk is geleverd. De kruisweg voor de Bossche Sint-Jacob doet sterk renaissancistisch aan. De toepassing van verschillende stijlen door elkaar is typerend voor de laat-negentiende-eeuwse atelierproduktie, waarin gipsmodellen een belangrijke rol speelden. Deze konden via de puncteertechniek in alle formaten gereproduceerd worden. Door toepassing van strikte ar-
| 56 |
beidsdeling tussen timmerlieden, ornamentsnijders en beeldhouwers kon een hoge produktie geleverd worden. De meester zelf legde veelal de laatste hand aan de werken. Het traditionele begrip van de vrij scheppende kunstenaar is daarom op deze ambachtelijke bedrijfjes niet van toepassing. De naam Van der Geld is dan ook in de meeste gevallen eerder op te vatten als een firmanaam dan als een persoonlijke signatuur. Het is deze reproductiewijze die heeft geleid tot de slechte naam die de ateliers tot voor kort hadden. Toch is de waardering voor
| 57 |
het ambachtelijke beeldhouwwerk van Van der Geld, vaak uitgevoerd in 'eerlijk', ongepolychromeerd eikehout, altijd groot gebleven. Aan zijn werk werd in 1979 aandacht besteed op de tentoonstelling 'naar gothieken kunstzin' in 's-Hertogenbosch, terwijl in Uden in 1989 een tentoonstelling aan zijn werk werd gewijd. | 58 |
Bronnen | |
• | Pater Gerlach OFM. Cap, Bossche beeldhouwers, waaronder de grootste Hendrik van der Geld uit Elshout in: Met gansen Trou 20 (1970), 165-173 |
• | A.H.E.M. Jansen, A.J.C. van Leeuwen, G.P.P. Vrins, Arbeyd sere voert tot eere. Hendrik van der Geld, de neogotiek en de Brabantse beeldhouwkunst, Tilburg 1989 |
• | A.J.C. van Leeuwen, Hendrik van der Geld, een kerkelijke kunstwerkplaats in 's-Hertogenbosch in: Met gansen Trou 40 (1990), 66-75 |
• | H. Tummers, Hendrik van der Geld en zijn neogotische werken binnen de collectie in: Museum voor religieuze kunst Uden. Informatiebulletin 13 (1989), 124-139 |
Volgde opleiding aan de Academie Imperiale et Royal de Peinture, Sculpture et Architecture, in de Franse tijd te 's-Hertogenbosch in 1812 opgericht, en aan de Academie te Antwerpen; begon in 's-Hertogenbosch in 1872 een eigen atelier voor beeldhouwwerken; maakte beelden voor de St. Janskathedraal, o.m. ook de zijluiken van het St. Anna-altaar; het altaar van de kerk te Cuijk, dat in 1913 op een tentoonstelling in Gent werd bekroond, en het altaar van de St. Nicolaaskerk te Helvoirt. Na zijn dood werd het atelier door zijn zoon Adriaan voortgezet. | 23 |
Nu de Sint Jan inwendig grotendeels gerestaureerd is -het laatste grote karwei zal de installatie van het orgel zijn- gaan we eens kijken naar het huis van Hendrik van der Geld, die in de vorige eeuw bijdroeg aan een nieuw interieur, nadat in de protestantse tijd het meeste van dat interieur verloren was gegaan. We kijken naar het pand Oude Dieze 6, waar H. van der Geld zijn woonhuis had. Zijn atelier was het ernaast gelegen pand nr. 4. Kijkend naar de bekroning van de vensters, valt onmiddellijk op, dat hier iemand gewoond moet hebben, die iets te maken had met het vak 'beeldhouwer'. In reliëfs staan afgebeeld de steenhouwer, de beeldhouwer en de ornamentsnijder, druk aan het werk. Boven de voordeur staat dan ook te lezen: 'Arbeyd sere voert tot eere'. Een werkzaam man is Hendrik van der Geld zeker geweest.
Hij werd op 9 november 1838 te Elshout geboren, Hoewel hij aanvankelijk in het boerenbedrijf werkte, bleek hij al jong aanleg te hebben voor houtsnijwerk. Nadat hij dit vak op de Koninklijke School in 's-Hertogenbosch geleerd had, bezocht hij de Koninklijke Akademie te Antwerpen. In 1865 behaalde hij er zelfs een eerste prijs.
In 1872 stichtte hij een zelfstandig atelier in 's-Hertogenbosch, echter nog niet op de Oude Dieze. Dáár liet hij in 1877 een beeldhouwers- en polychromie-atelier bouwen. Het was erg modern voor zijn tijd met voldoende ventilatiemogelijkheden, hetgeen erg belangrijk was voor de gezondheid van de werkers: beeldhouwen is een stoffige aangelegenheid. Degenen die bij Van der Geld werkten, maakten zoals iedereen in die tijd lange werkdagen. 's winters dagen van 10 1/2 uur en in de zomer zelfs werkdagen van 12 uur!.
Diverse beelden aan de pijlers van schip van de Sint Jan komen uit het atelier van Van der Geld. Ook het altaar dat in de St. Annakapel in de kooromgang (de voormalige kapel van het Viskopersgilde) werd opgesteld. Het altaar dat in de huidige Sacramentskapel staat (de vroegere kapel van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap), werd in 1874 door hem vervaardigd. Het ontwerp daarvan was echter van Lambert Hezenmans, de toenmalige restauratie-architect.
In 1877 kreeg Hendrik van der geld een andere balangrijke opdracht: de restauratie van de middeleeuwse koorbanken. Aan dat karwei zou hij tot 1881 werken. Het was een ingrijpende en kostbare restauratie, waarbij sommige onderdelen zelfs geheel vernieuwd werden. Hendrik van der Geld overleed op 8 november 1914, daags voor zijn 76ste verjaardag. |
Hendrik van der Geld, geboren te Elshout in 1838 en overleden te 's-Hertogenbosch in 1914, werd gevormd aan de Koninklijke School en daarna in Antwerpen bij Frans de Vriendt en aan de Koninklijke Academie waar hij in 1865 een eerste prijs behaalde. Vanuit Antwerpen leverde hij in 1855 onder het motto 'Hoop' een inzending op de prijsvraag van het Provinciaal Genootschap voor de restauratie van de Sint Jan, een ontwerp dat wegens onvolledigheid afgekeurd werd en waarvan niets bewaard is gebleven. In 1872 vestigde hij in Den Bosch een eigen atelier, waar hij als een van zijn eerste opdrachten de kruiswegstaties voor de kerk van Elshout vervaardigde. In 1872 vervaardigde hij het houtsnijwerk voor het altaar in de Sacramentskapel van de Sint Jan naar ontwerp van Lambert Hezenmans. Van 1877 tot 1881 restaureerde hij de koorbanken van deze kerk en voor haar Sacramentskapel voltooide hij in 1883 zestien beelden die in de inwendige contreforten geplaatst werden. Hij leverde ook tientallen beelden voor pijlers in de kooromgang en het schip, en vijf altaarretabels voor de straalkapellen. In 1887 bouwde hij een nieuw atelier met woning aan de Oude Dieze, met ruime lokalen om een binnenplaats, en met in de voorgevel gehouwen reliëfs in de boogvelden van de vensters die het oude steen- en beeldhouwersambacht in beeld brengen. Hendrik van der Geld werkte ook over de landsgrenzen, vervaardigde de koorbanken en communiebank van de Stiftskerk in Kleef, twee retabels (1887 en 1891) voor de kerk Sankt Mariae Himmelfahrt te Keeken bij Kleef, en restaureerde het Heilig Kruisaltaar van de Stiftskerk te Kranenburg. Zonder opdracht sneed hij een groot eiken altaarretabel, waarvan hij, toen het na tien jaar voltooid was, hoopte, dat het kerkbestuur van Sint Jan het als hoogaltaar zou aankopen ter gelegenheid van het eeuwfeest in 1910 (herdenking van de teruggave der kerk aan de katholieken), een plan dat toegejuicht werd door monseigneur Van Heukelum van het Sint Bernulphusgilde, door Jos. Cuypers, Jan Stuyt, Jan Toorop en H. van Heeswijk, de restauratie-architect van de Sint Jan), maar tenslotte is het kunstwerk in de Sint Martinuskerk te Cuyk geplaatst. Van der Geld maakte ook het grote retabel voor de Sint Josephkerk op de Heuvel in Tilburg, het retabel in de Sint Nicolaaskerk te Helvoirt en de nieuwe beelden (1913) voor de pas gerestaureerde gevel van de Sint Antoniuskapel aan het Hinthamereinde. Zijn zoon Adrianus Maria van der Geld (1878-1938) werkte in zijn atelier en zette het voort.170 | 97 |
Noten | |
170. | Gerlach 1970 c, 165-173; Peeters 1973, 134-135, Scheen 1981, 162; Verslag van het Sint Bernulphusgilde 1891, 43-47; Vincent Cleerdin, ‘Een meesterwerk der katholieke kunst’, De Maasbode woensdag 23 maart 1910, avondblad; C.F.X. Smits, ‘Het altaar van H. van der Geld’, Sint-Lucas 1910-1911, 217-222; F.A. Vercammen, ‘Beeldende kunsten’, Het Nieuwe Brabant 3, 's-Hertogenbosch 1955, 201; Thoben, 64-66; H.P. Hilger e.a., Raum und Ausstattung rheinischer Kirchen 1860-1914, Düsseldorf 1981, 161-163, 168-169, 171, 173; A. Jansen, ‘De Bossche beeldhouwer Hendrik van der Geld (1838-1914) en zijn neo-gotisch altaar te Cuyk’, Antiek 14 (1979/80), 505-518; Van Zuijlen e.a. (zie noot 156), 133. |
Geb. Elshout 9 november 1838, overl. Den Bosch 8 november 1914. Woonde en werkte in die stad. Leerling van de Tekenakademie in Den Bosch, daarna in Antwerpen. Beeldhouwer en tekenaar. Heeft van 1870 af aan de St. Janskerk in Den Bosch gewerkt (5 altaren en ruim 100 beelden). Gaf les aan zijn zoon A.M. van der Geld. | 365 |
1909 |
H. van der GeldTriptique, eene groote drieluik (hoog-altaar) ontworpen en uitgevoerd in eikenhout door den beeldhouwer H. van der Geld te 's-Hertogenbosch in den Vlaamsch-Gothischen stijl (laat XVde eeuw)Teulings ('s-Hertogenbosch 1909) |
|
1989 |
A.H.E.M. Jansen, A.J.C. van Leeuwen, G.P.P. Vrins'Arbeyd sere voert tot eere' Hendrik van der Geld, de neogotiek en de Brabantse beeldhouwkunstStichting Zuidelijk Historisch Contact (Tilburg 1989) |
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, Geschiedenis van Noord-Brabant (1996-1997) I. 413, 414
A.M. Koldeweij, In Buscoducis (1990) 91, 224; Bijdragen: 450
A.J.C. van Leeuwen, 'Hendrik van der Geld (1838-1914)' in: Brabantse biografieën 1 (1992) 55-58
Charles de Mooij en Paul Kokke, De Muze als Motor : Beeldende kunst en de ontwikkeling van het moderne Brabant, 1796-1940 (1996) 22, 61, 65, 116
C. Peeters, De Sint Janskathedraal te 's-Hertogenbosch (1985) 69, 71, 77, 85, 86, 90, 91, 93, 97, 98, 253, 255, 265, 266, 268, 329, 344, 345, 350, 352, 353, 354
Pieter A. Scheen, Nederlandse Beeldende Kunstnaars 1750-1950 A-L (1969) 365
Christel Theunissen, Paul Maas en Jos Koldeweij, De koorbanken van Oirschot en Aarschot (2011) 46, 50, 54-55, 58, 60, 62, 64, 68, 78-79, 82
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 177, 190, 274
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 256